GALATEN 2:20

Veel studie hebben we gedaan (11-6-2025)

over Galaten 2:20

In de bijbel voor gewone taal lees ik dat het begint met Galaten 2:18 Het vers waarboven staat

DE WET BEHEERST ONS LEVEN NIET MEER

Stel dat we weer gaan leven volgens de Joodse wet. Dan zullen we echt niet gered worden. Want niemand doet precies wat er in de wet staat. Bovendien heeft de wet niets meer over ons te zeggen. Want Christus is voor ons gestorven aan het kruis. En met hem is ons oude ik gestorven. We zijn nieuwe mensen geworden. Christus, de Zoon van God, houdt van ons en leeft in ons. Nu wordt ons leven niet meer beheerst door de wet, maar door God! Wij konden niet gered worden door te leven volgens de wet. Het was dus nodig dat Christus voor ons stierf. We zijn blij dat God zo goed voor ons was.

(Vet gedrukt zijn de versen Galaten 2:19-20 die in deze bijbel samengevoegd zijn.)

Voorts kwam ik veel verwijzingen in onze morgenwacht tegen voor speciaal Galaten 2:20

Ik schrijf dit in het Engels, zelfs vanuit onze studiebijbel HET NIEUWE TESTAMENT

Recovery Version.

Ik ben (1a) Gekruisigd met Christus; en het is (2b) niet langer ik die leef, maar het is (3b) Christus die in mij leeft; en het (4) leven dat ik nu leef is in het vlees. Ik (5) leef in het geloof, het geloof, het (d) geloof (6) van de (7) Zoon van God, die (8e) van mij hield en (f) Zichzelf voor mij overgaf.

 

Opmerkingen:

Vers 20-1a: Gal. 6:14

                     Rom. 6:6

Vers 20-2b: Johannes 14:20

                     Johannes 15:4-5

                     Johannes 17: 23

                     Johannes 17:26

                     Rom. 8:10

Vers 20c     Johannes 6:57

                    Johannes 14:19

Vers 20d    Gal. 2:16

                    Ga. 3:22

                    Ga. 3:26

Vers 20e    Rom. 8:37

                    Ef. 5:25

                    2Kor. 5:14

Vers 20f     Gal. 1:4

 

Meer notities:

 

20-1 Dit legt uit dat wij door de wet aan de wet gestorven zijn.

Toen Christus gekruisigd werd, werden wij volgens Gods wet in Hem opgenomen. Dit is een voldongen feit.

 

20:2 Niet langer ik duidt niet op een verwisseld leven, een leven waarin Christus inkomt en wij uitgaan, want later in dit vers zei Paulus: "Ik leef." Als wedergeboren mensen hebben we zowel het oude “ik” dat gekruisigd is (Rom. 6:6), waarover Paulus zei: “Ik ben het niet meer,” als een nieuw “ik”, waarover Paulus zei: “Ik leef.”

Het oude, beëindigde “ik” was zonder goddelijkheid; het nieuwe “ik” ontstond toen het oude “ik” werd opgewekt en God eraan werd toegevoegd.

Aan de ene kant was Paulus beëindigd, maar aan de andere kant leefde een opgewekte Paulus, iemand die een wedergeboren Paulus was, iemand die wedergeboren was met God als zijn leven, nog steeds.

Bovendien, hoewel Paulus zei:

“Ik ben het niet meer,” zei hij ook: “Ik ben het niet meer,” zei hij ook: “Christus leeft in mij,” want het was Christus die leefde, maar het was in Paulus dat Hij leefde.

De twee, Christus en Paulus, hadden één leven en één manier van leven.

 20-3 Wij zijn in Christus gestorven door Zijn dood, maar nu leeft Hij in ons door Zijn opstanding.

Zijn leven in ons is volledig doordat Hij de levengevende Geest is (1 Kor. 15:45b). Dit punt wordt volledig uitgewerkt in alle volgende hoofdstukken, waar de Geest wordt gepresenteerd en benadrukt als degene die wij als leven hebben ontvangen en in wie wij zouden moeten leven.

Het "ik",de natuurlijke persoon, neigt ernaar de wet te houden, opdat deze volmaakt zou zijn (Fil. 3:6), maar God wil dat wij Christus leven, opdat God door Hem in ons tot uitdrukking zou kunnen komen (Fil. 1:20-21).

Gods economie is daarom dat het "ik" gekruisigd wordt in Christus' dood en dat Christus in ons leeft in Zijn opstanding.

De wet houden is haar verheffen boven alles in ons leven. De wet werd door God gedurende een bepaalde tijd gebruikt om Zijn uitverkoren volk in bewaring te houden voor Christus (3:23) en uiteindelijk om hen tot Christus te leiden (3:24), opdat zij Hem als leven zouden ontvangen en Hem zouden leven als Gods uitdrukking.

Omdat Christus gekomen is, is de functie van de wet beëindigd, en Christus moet de wet in ons leven vervangen om Gods eeuwige doel te vervullen.

20-4 Niet het fysieke leven, noch het ziele leven, maar het geestelijke en goddelijke leven.

20-5 In tegenstelling tot de manier waarop we het fysieke en ziele leven leiden, leven we het goddelijke leven niet door aanschouwen of voelen. Het goddelijke leven, het geestelijke leven in onze geest, wordt geleefd door de beoefening van het geloof, dat gestimuleerd wordt door de aanwezigheid van de levengevende Geest.

 20-6 Vgl. noot 16-1 Hier vind ik: Lett., geloof van Jezus Christus. Zie noot 22-1 in Romeinen 3. Geloof in Jezus Christus duidt op een organische vereniging met Hem door te geloven.

Dit heeft te maken met de waardering van de gelovigen voor de persoon van de Zoon van God als de meest dierbare.

De gelovigen worden doordrongen van de kostbaarheid van Christus door het evangelie dat hun wordt gepredikt.

Christus wordt in hen het geloof waardoor zij geloven, door hun waardering voor Hem.

Dit geloof schept een organische eenheid waarin zij en Christus één zijn.

 

20:7 De titel Christus duidt voornamelijk op Christus' missie, namelijk het uitvoeren van Gods plan; de Zoon van God duidt op Christus' persoon, die is bedoeld om Gods leven in ons te delen. Daarom is het geloof waarin wij Gods leven leven, van de Zoon van God, de Levenschenkende.

 

20:8 De Zoon van God heeft ons liefgehad en heeft Zich met bewust voor ons overgegeven om ons het goddelijke leven te geven.

Lots of study today on 11-6-2025

about Galatians 2:20

In the Bible for everyday language I read that it starts with Galatians 2:18 The verse above it says

THE LAW NO LONGER GOVERNS OUR LIVES

Suppose we start living according to the Jewish law again. Then we will really not be saved. Because no one does exactly what is written in the law. Moreover, the law no longer has anything to say about us. Because Christ died for us on the cross. And with him our old self died. We have become new people. Christ, the Son of God, loves us and lives in us. Now our lives are no longer governed by the law, but by God! We could not be saved by living according to the law. So it was necessary for Christ to die for us. We are glad that God was so good to us.

(The verses Galatians 2:19-20 that are combined in this Bible are printed in bold and underlined.)

 

Furthermore, I came across many references in our morning watch specifically for Galatians 2:20 I am writing this in English, even from our study Bible THE NEW TESTAMENT

Recovery Version.

I am (1a) Crucified with Christ; and it is (2b) no langer I who live, but it is (3b) Christ who lives in me; and the (4) life which I now live is in the flesh. I (5) live in faith, the fait, the (d) faith (6) of the (7) Son of God, who (8e)  loved me and (f) gave Himself up for me.

 

Notes:

Vers 20-1a:  Gal. 6:14

                      Rom. 6:6

Vers 20-2b: John 14:20

                      John 15:4-5

                     John 17: 23

                      John 17:26

                      Rom. 8:10

Vers 20c      John 6: 57

                     John 14:19

Vers 20d     Gal. 2:16

                     Gal. 3:22

                     Gal. 3:26

Vers 20e     Rom. 8:37

                    Eph. 5:25

                    2Cor.5:14

Vers 20f     Gal. 1:4

 

More notes:

 

20-1 This explain show it is that throught law we have died to law.

When Christ was crusified, according to God’s economy we were included in Him. This is an accomplished fact.

 

20:2 No longer I does not indicate an exchanged life, a life in which Christ comes in and we go out, for later in this verse Paul said, “I live.”

As regenerated people, we have both the old “I”which has been crusified (Rom. 6:6), concerning which Paul said, “No longer I,”

and a new “I”, concerning which Paul said, “I  live.“

The old, terminated “I” was without divinity; the new “I“ came into being when the old “I” was resuracted and God  was added to it.

 

On the one hand, Paul had been terminated, but on the other hand, a resurrected Paul, one who was regenerated Paul, one who was regenerated  with God  as his life, still lived.

Furthermore, although Paul said,

“No longer I,” he also said, “No longer I,” he also said, “It is Christ  who lives in me,”

for it was Christ who lived, but it was in Paul that He lived.

 The two, Christ and Paul, had one life and one living.

20-3 We have died in Christ through His death, but now He lives in us through His resurraction.

His living in us is entirely by His being  the live-giving Spirit. (1 Cor.15:45b)

This point is fully developedin all the following chapters, where the Spirit is presented and emphasized  as the very One whom we have received as life and in whom we should live.

The “I” the natural person, inclines to keep the law that it might be perfect (Phil. 3:6),

but God wants us to live Chirst that God might be expressed in us through Him (Phil. 1:20-21).

Hence, God’s economy is that the “I” be crucified in Christ’s death and that Christ live in us in His resurraction.

To keep the law is to exalt it above all things in our life. The law was used by God fort he period of time to keep His chosen people in custody for Christ (3:23) and eventually to conduct them to Christ (3:24) that they might receive Him as life and live Him tob e God’s expression.

Because Christ has come, the function of the law has been terminated., and  Christ must replacet he law in  our lives fort he fulfillment of God’s eternal perpose.

 

20-4 Not the physical life nor the soulish life

but the spiritual and divine life.

20-5 In contrast  tot he way we live the phisical and soulish life, we live the divine life not by sight nor by feeling.

The divine life, the spiritual life in our spirit, is lived by the exercise of faith, which is stimulated by the presence of the life-giving  Spirit.

 

20-6 Cf. note 16-1  Here I find: Lit., fait of Jesus Christ, See note 22-1 in Rom. 3

Fait in Jesus Christ denotes an organic union with Him through believing.

This is related tot he believers” appeciation of the person of the Son of God  as the most precious One.

The believers are infused with the preciousness of Christ through the gospel  preached to them.

The Christ becomes in them the faith by which they believe through their appreciation of Him,

This faith creates an organic union in which they and Christ are one.

 

20-7 The title Christ denotes mainly Christ’s mission, which is to carry out God’s plan; the Son of God denotes Christ person, which is for the imparting of God’s life into us. Hence, the faith in which we live God’s life is of the Son of God, the life-imparting One.

 

 20:8 The Son of God loved us and purposely gave Himself up for us that He might impart the divine life into us.